In juni 2019 werd het nieuws beheerst door de afspraken over het nieuwe pensioenakkoord tussen werkgevers, werknemers en de overheid. Eindelijk kwam er licht aan het eind van de tunnel van de vele problemen die het pensioendossier kenmerken. Gepensioneerden hebben al jaren te maken met achterblijvende indexaties. Doordat de pensioenleeftijd steeds later ingaat, kunnen vooral mensen met zware beroepen zoals we die in de bouwnijverheid kennen, niet gezond de pensioengerechtigde leeftijd behalen.
Door de lage rentestand dreigen in veel sectoren pensioenen te moeten worden gekort. Gelukkig niet in de bouwnijverheid, maar ook in onze bedrijfstak hebben we wel te maken met stijgende premies. NOA vreest dat als er niet op korte termijn veranderingen in de pensioenregeling worden doorgevoerd er volgend jaar forse premiestijgingen kunnen gaan optreden. Het pensioenakkoord zou aan alle problemen een einde moeten maken. De vraag is of dit ook daadwerkelijk gebeurt.
Het pensioenakkoord bevat een aantal heldere afspraken. In het kort zullen we aandacht besteden aan belangrijke elementen:
Voordat het akkoord werd gesloten, zou de leeftijd waarop we voor het eerst een AOW-uitkering ontvangen met de toename van levensverwachting stijgen. Door het pensioenakkoord is dat uitgangspunt afgezwakt. De leeftijd waarop men voor het eerst de AOW mag ontvangen, stijgt minder snel. De nieuwe regeling ziet er als volgt uit:
2020/2021 |
Men ontvangt AOW op leeftijd van 66 jaar en vier maanden |
2022 |
Men ontvangt AOW op leeftijd van 66 jaar en zeven maanden |
2023 |
Men ontvangt AOW op leeftijd van 66 jaar en tien maanden |
2024 |
Men ontvangt AOW op leeftijd van 67 jaar |
2025 |
AOW-leeftijd is afhankelijk van toename levensverwachting. Met toename van de levensverwachting met één jaar moet men acht maanden langer doorwerken. |
Bij het pensioenakkoord vonden partijen het ook belangrijk dat er een regeling komt voor mensen met zware beroepen. Wat precies onder deze kreet moet worden verstaan is niet duidelijk. In beginsel kunnen dat, zoals de situatie er nu uit ziet, in theorie alle beroepen zijn. In de huidige situatie bevat de wet een regeling van een fiscale boete op regelingen die vervroegde pensionering mogelijk maken. Met ingang van 2021 wordt die regeling versoepeld. De werkgever krijgt dan de mogelijkheid om aan de werknemer, die drie jaar voor zijn pensioen staat, een uitkering toe te kennen van € 19.000,- per jaar gedurende maximaal drie jaar. Met deze bijdrage van 3 x € 19.000,- zou de werknemer dan drie jaar eerder met pensioen kunnen gaan.
Het pensioenakkoord roept sociale partners en bedrijfspensioenfondsen op regelingen te ontwikkelen om op vrijwillige grondslag deel te nemen aan de regeling van een bedrijfspensioenfonds. Bovendien bestaat het voornemen dat ZZP-ers een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering moeten afsluiten.
NOA maakt zicht al jaren sterk voor een regeling waardoor mensen met fysiek zware beroepen eerder met pensioen kunnen. Al in 2011 werd in het toenmalig pensioenakkoord afgesproken dat er een regeling zou komen voor fysiek zware beroepen. Tot op de dag van vandaag is aan die belofte geen invulling gegeven. Het wordt dus hoog tijd dat de politiek zijn beloftes ten aanzien van pensioen nakomt. NOA is positief over de minder snelle stijging van de AOW-leeftijd. Maar de regeling zware beroepen is eenzijdig en karig. Bovendien legt het de financiële last vooral bij werkgevers neer. Het is waar dat de overheid inkomsten uit de fiscale boete derft, maar welke werkgever in het midden- en kleinbedrijf is in staat om voor een werknemer 3 x € 19.000,- op tafel te leggen? Wellicht kunnen werknemers, die aan bepaalde voorwaarden voldoen, door collectieve afspraken toch in aanmerking komen voor toekenning van (een deel van) 3 x € 19.000,-. NOA is ook voorstander van mogelijkheden dat ondernemers, die jarenlang onder de regeling van bpfBOUW hebben gevallen, in aanmerking kunnen komen voor een vrijwillige deelname aan de regeling van bpfBOUW. Voor zelfstandige ondernemers in de afbouw geldt echter al de mogelijkheid van deelname aan de regeling van bpfBOUW. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ons secretariaat.
Het pensioenakkoord bevat ook afspraken op hoofdlijnen voor het pensioenstelsel van de toekomst. Belangrijk is dat wordt gesproken over een stelsel op grond van een beschikbare premie. In tegenstelling tot het huidige systeem, waarbij men jaarlijks een percentage van het pensioengevend salaris opbouwt, is in de toekomst de beschikbare premie bepalend voor de hoogte van de pensioenopbouw. Zeer belangrijk is de bepaling dat de waardering van het voorwaardelijk pensioen plaatsvindt op basis van marktrente. Omdat de materie al ingewikkeld genoeg is, kan gesteld worden dat de marktomstandigheden meer van invloed zijn op de hoogte van het pensioen. Maakt het fonds hoge rendementen dan kan er meer pensioen worden uitgekeerd. Als er lage rendementen worden behaald, zal het pensioen naar beneden worden bijgesteld. Om grote schokken te voorkomen, moeten dergelijke resultaten in een periode van tien jaar worden bezien. Dus van een eventueel overrendement kan maximaal 10% per jaar worden ingezet voor verhoging van het pensioen.
In het akkoord staan nog veel andere afspraken die verdere uitwerking behoeven. Een van die zaken is hoe moet worden om gegaan met de afschaffing van de premiesystematiek (doorsneepremie) en de regeling ‘sparen voor verlof‘.
Voor NOA is één ding volstrekt helder. We bereiken de financiële grenzen van wat een pensioenregeling mag kosten. Door tal van voorschriften en eisen van de overheid en het uitgangspunt van evenwichtige belangenbehartiging is de premie dit jaar 2% gestegen. Als er geen wijzigingen worden doorgevoerd, zal de premie ook in de komende jaren gaan stijgen. Een groot deel van onze verdiensten moeten we al betalen aan het pensioen. NOA meent dan ook dat aanpassing van de huidige pensioenregeling onontkoombaar is. De richting die het pensioenakkoord aangeeft, is naar ons oordeel correct. Het uitgangspunt van een beschikbare premieregeling kent het kenmerk dat er sprake is van een budget dat bepalend is voor de inhoud van de regeling. Wat ons betreft komt het onderwerp “toekomstbestendige pensioenregeling” hoog op de agenda van het overleg tussen werkgevers en werknemers verbonden aan het Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid.