Hoe duurzaam is de afbouw?
Alle afbouwbedrijven
aangesloten bij NOA
26 juni 2024

‘Duurzamer dan leem krijg je het niet’

Duurzaamheid is niet meer weg te denken uit de afbouw. Opdrachtgevers schrijven het steeds vaker voor en afbouwbedrijven vinden steeds vaker ook zelf dat ze hun steentje moeten bijdragen aan het leefbaar houden van onze planeet. NOA Magazine besteedt daarom in 2024 in iedere editie aandacht aan duurzaam afbouwen. Wat houdt dat precies in? Wat is er allemaal mogelijk en wat niet? Waar begin je en waar houdt het op? Duurzamer dan stucen met leem wordt het niet, stellen Charles Thuijls en Ludwig Lüschen. “Je kunt zo’n wand na 20 jaar zo weer afbreken en ergens anders weer opbouwen.”

Charles Thuijls klom direct in de pen toen hij de eerste aflevering van deze serie in het NOA Magazine las. “Een van de toeleverende bedrijven stelde dat ze een duurzaamheidsmanager hadden aangesteld. Toen dacht ik: ‘nou, nou… is dat het enige dat je kunt bedenken?’ Want er zijn echt wel meer mogelijkheden om met oog voor mens en milieu te stucen. Mijn bedrijf is er een goed voorbeeld van.” Thuijls begon in 1996 met het verbouwen van een boerderij in Frankrijk. Met lokale materialen, zoals leem en stro. Terug in Nederland werden de werkzaamheden uitgebouwd tot een volwaardig stukadoorsbedrijf. Na het succesvol afronden van de opleiding tot Restauratiestukadoor, mag hij zich Meester Stukadoor noemen. Thuijls heeft zich gespecialiseerd in decoratieve pleisters. Anders gezegd: stucwerk in kleur, glad en glanzend, mat of met structuur. Zelfs geoxideerd metaal behoort tot de mogelijkheden. Al draait hij zijn hand ook niet om voor vlak en strak werk in gips. Maar het liefst werkt hij met leem. Ludwig Lüschen van het gelijknamige Stukadoors- en Afbouwbedrijf kwam op zijn 18e, begin jaren ’70, voor het eerst in aanraking met leemstuc. “Toen zat het nog heel erg in de geitenwollensokken sfeer”, vertelt hij. “Ik kwam in contact met jongens van de Rietveld Academie en Ronald Jan Heijn die in zijn pand Oibibio wat deed met leem. De oprichter van leverancier Tierrafino, Carl Giskes, was daar ook bij betrokken. Die gasten stonden nog met hun blote voeten in een badkuip de leem aan te stampen. Toen ik vroeg of ik gewoon een mixer mocht gebruiken en zij zagen hoe snel wij een wand konden stucen, waren ze verkocht. Zij gingen voor opdrachten zorgen en wij mochten het maken. Zo is het begonnen. Iets later maakten we het eerste duurzaam aanbestede gebouw van Nederland: het belastingkantoor in Enschede. Toen zagen mensen dat je ook met leem meters kunt maken.”

Biobased

“Zand en klei, inderdaad”, zegt Thuijls over het natuurlijke materiaal. “Ik werk er nu al meer dan 25 jaar mee en in de beginjaren was ik een uitzondering. Maar ik merk dat het steeds vaker wordt gevraagd. Niet alleen opdrachtgevers, maar ook stukadoors zelf worden zich bewuster van werken met natuurlijke materialen. Tegenwoordig heet dat dan biobased. Een jaar of tien geleden heette het Cradle-2- Cradle. Ach, als het beestje maar een naam heeft.” Bang dat de concurrentie toeneemt nu meer stukadoorsbedrijven bekend worden met leem is Thuijls niet. “Ik merk het in ieder geval niet aan mijn orderportefeuille. Het blijft druk. De markt is blijkbaar groot genoeg.” En als dat niet zo zou zijn, vond Thuijls dat ook geen probleem. “Ik zie mezelf als een voorvechter van werken met natuurlijke materialen. Ik help collega’s ook graag als ze er meer over willen weten. Regelmatig geef ik workshops. Bijvoorbeeld via leveranciers van leemstuc, zoals Tierrafino. Je merkt ook echt dat er meer vraag naar het product komt. Er worden subsidies gegeven, mensen hebben meer aandacht voor milieu en een gezond werk- en binnenklimaat.” Wat ook veranderd is, is dat duurzaam bouwen meer geworden is dan alleen maar isoleren. “Tien tot vijftien jaar terug ging duurzaam bouwen alleen maar over epc- of lambda-waardes. Met welk materiaal er ge.soleerd werd, interesseerde niemand. Inmiddels begrijpen meer mensen dat isoleren met PUR of een ander chemisch materiaal helemaal niet zo duurzaam of gezond is.” Zelfs in een eeuwenoude techniek als leemstucen is innovatie mogelijk. Lüschen wijst op de leverancier Lesando. “Die maken een mortel met gebroken zandkorrels in plaats van de ronde korrels uit rivierzand die de meeste producenten gebruiken. Die mortel is veel steviger en harder zodra het is uitgehard. En die kun je dus super strak opschuren.”

Nichemarkt

Hoewel stucen met leem nog steeds een nichemarkt is, heeft Lüschen de markt wel degelijk zien groeien. “Na de idealisten volgde de jetset in Het Gooi, Aerdenhout en Bloemendaal. Die zagen dat bij hun buren en dan wilden ze het ook. Zo’n vijftien jaar geleden kwam het particulier opdrachtgeverschap op met hout- en strobouw. Dat bleef bij af en toe een huis, maar sinds kort zie je dat ook grotere aannemers steeds meer biobased gaan bouwen. Mede ook door de Vakgroep Strobouw zie je de markt professionaliseren. Er komen steeds meer lego-achtige stroboxsystemen op de markt. Ik weet van woningbouwprojecten van 100, 200 en zelfs 400 woningen die helemaal in strobouw worden uitgevoerd. In Wijk bij Duurstede wordt de gemeentewerf opgetrokken uit stro en in Lelystad verrijst het grootste distributiecentrum dat met strobouw wordt gemaakt. Daar zitten wanden van 40 duizend meter oppervlak in die we met leem mogen stucen. En in een later stadium zelfs 160 duizend vierkante meter.” Dat zijn opdrachten die Lüschen niet alleen aankan en waar hij collega stukadoors voor inhuurt. “Net als bij de restauratie van het Rijksmuseum, daar liepen ook 70 stukadoors op de bouwplaats.” Want iedere stukadoor kan volgens Lüschen met leem werken. “Wij leiden jongens met een niveau 2 opleiding in een maand op tot leemstukadoor. Weliswaar alleen voor de onderlagen, maar toch. De afwerking en het decoratieve werk vragen wel om meer ervaring. Zelf ga ik nog steeds meerdere weken per jaar naar ‘school’. Je moet in dit vak wel echt bijblijven”, zegt Lüschen, die - net als Thuijls - de opleiding tot Meester stukadoor heeft gevolgd.

Beter anticiperen

Stucen met leem is in de basis niet heel anders dan stucen met gips, stelt Thuijls. “De handelingen zijn hetzelfde. Je kunt het zelfs machinaal met een spuit aanbrengen. Het enige wat wel verschilt, is de tijd die je voor de afwerking hebt. Bij de meeste gipsproducten weet je vrij nauwkeurig wanneer het is uitgehard. Bij leem is dat veel meer afhankelijk van de ondergrond, de temperatuur, luchtvochtigheid en de laagdikte die je aanbrengt. Dat vergt echt oefening en ervaring. En soms een hulpmiddel als een plantenspuit om de wand te bevochtigen als het te snel droogt. Of juist mechanische ventilatie als het te lang duurt om te drogen. Je moet echt beter anticiperen op de omstandigheden. Daardoor is geen werk hetzelfde. Het is niet ‘one-size-fitsall’; dat vind ik er ook zo leuk aan.” Een ander belangrijk verschil met ‘normaal’ stucen is dat leem- en kalkstuc gebeurt in gebouwen die zijn opgetrokken uit natuurlijke materialen en dus bijna altijd volledig dampopen moeten zijn. “Dat vergt ook voorlichting aan de bewoners of gebruikers”, stelt Lüschen. “Je kunt daar geen potje muurverf van de Gamma op smeren.”

Arbeidsintensiever

Leemstuc is daardoor ook duurder. “Vooral omdat het arbeidsintensiever is”, legt Thuijls uit. “Maar klanten die er om vragen doen dat vaak vanwege esthetische redenen of vanwege hun idealen. Dus die hebben dat er voor over. Om grotere werken goed uit te kunnen voeren, werk ik met een vaste pool van zzp’ers”. Thuijls komt na zijn eerste klus in 1996 nog steeds veel en graag in Frankrijk. Hij zou er best meer werk willen doen en kocht er onlangs nog een oude schuur die hij op de traditionele manier - met leem - restaureert. “Maar genoeg klanten vinden in Frankrijk is lastig. Zeker op het platteland heerst veel meer een cultuur van zelf doen. Stucen met leem uit de buurt is geweldig, maar het vraagt ook veel aandacht. Leem uit de ene streek is anders dan uit een andere. Soms moet je meer of minder zand bijmengen en dat kost tijd. En daar wil niet iedereen voor betalen en dus doen veel mensen het zelf.”

Riet

Ook in de restauratiesector is afbouw met natuurlijke materialen in opkomst, ziet Lüschen. Daar waar er vroeger nog wel eens ergens een metal stud wandje voor gezet werd, zie ik nu steeds meer opdrachtgevers die vragen of we die oude gebouwen - vaak nog zonder spouwmuur of met enkelsteens wanden - op een natuurlijke manier, dus bijvoorbeeld met houtvezel en stro, kunnen isoleren. En ik heb laatst zelfs een spouwmuur gevuld met gehakseld riet. Gelukkig zijn ook steeds meer architecten zich bewust van biobased afbouwen en wat er allemaal mogelijk is. Wat dat betreft kunnen we in Nederland nog best veel van het buitenland leren", zegt Lüschen. “In Frankrijk bouwen ze zelfs scholen van vier verdiepingen in stro en leem. Dat is daar heel normaal. Ik merk wel dat ze steeds vaker naar ons kijken voor de detaillering. Omdat het hier veel vaker regent, is dat in Nederland veel verder ontwikkeld.” Uiteindelijk komt het neer op ‘onbekend maakt onbemind’, denken beide Meester stukadoors. “Nog steeds wordt op de scholen nog maar in ..n pagina aandacht besteed aan leemstuc”, zegt Lüschen. “En dat is jammer, want in feite kan het niet duurzamer of circulairder dan met leem. Je kunt zo’n wand na 20 of 30 jaar zelfs afbreken en ergens anders weer opnieuw gebruiken. Kwestie van nat maken, in een kuip gooien en verhuizen. Hoe circulair wil je het hebben?”

Deel dit artikel: