Vroegpensioen

Per 1 januari 2026 is er een structurele Regeling voor Vervroegd Uittreden (RVU), met een systematiek van jaarlijks rapporteren en monitoren met elke drie jaar een ijkmoment. RVU-uitkeringen zijn ten hoogste drie jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd tot aan een drempelbedrag vrijgesteld van de RVU-heffing.

Ook hebben het kabinet en de sociale partners afgesproken dat er in cao-afspraken beheerste en gerichte inzet van de vroegpensioenregeling komt. Zo komt vervroegd uittreden met een RVU terecht waar dat nodig en verantwoord is. Volgens de voorzitters van MKB-Nederland en VNO-NCW, die namens ondernemers aan tafel zaten bij de onderhandelingen, verdient de minister van SZW Eddy van Hijum een groot compliment voor hoe hij de onderhandelingen uiteindelijk heeft vlot getrokken en tot een goed resultaat heeft gebracht.

Zorgvuldig en verantwoord

Minister Van Hijum is blij dat er een gerichte oplossing is voor mensen met een zwaar beroep. “Daarnaast hebben we afgesproken om het vroegpensioen zorgvuldig en verantwoord in te zetten. Dit is belangrijk vanwege de grote tekorten op de arbeidsmarkt. Daarbij presenteren we een stevige aanpak om te voorkomen dat mensen al vroeg op zijn, maar dat ze op een gezonde manier kunnen doorwerken.”

Cao-tafel

De huidige tijdelijke vroegpensioenregeling is een afspraak uit het pensioenakkoord uit 2019. Deze regeling loopt volgens afspraak af eind 2025. Er is nu afgesproken dat er voor werknemers die dat echt nodig hebben, óók na 2025 de fiscale ruimte is om tot een regeling voor vervroegd pensioen te komen. Vakbonden en werkgevers kunnen dus aan de cao-tafel overeenkomen om mensen met een zwaar beroep drie jaar eerder met pensioen te laten gaan. In het onderhandelingsresultaat CAO Afbouw 2024-2025 hebben we afgesproken dat NOA in van 2025 met FNV en CNV Vakmensen hierover in gesprek zal gaan.

Werk minder zwaar

Het kabinet en de sociale partners hebben afgesproken om voor mei 2025 samen hun gerichte en doeltreffende duurzame inzetbaarheidsagenda te presenteren om mensen gezond te laten doorwerken tot aan de pensioenleeftijd. Ook kijken ze naar de mogelijkheden rond verlofsparen en manieren om de overgang van werk naar pensioen soepeler te maken. De middelen die overblijven uit de huidige maatwerkregeling worden ingezet om duurzame inzetbaarheid te bevorderen.