De afbouwsector staat voor grote uitdagingen, van personeelstekorten tot verduurzaming. Rijksbouwmeester Francesco Veenstra deelt zijn visie op de rol van afbouwbedrijven in de toekomst van de gebouwde omgeving. Wat kunnen zij betekenen voor een duurzamer Nederland en hoe kan hun vakmanschap nog meer bijdragen aan de kwaliteit van onze leefomgeving?
"Ik ben in de jaren 90 als architect begonnen bij Mecanoo, een tijd waarin ik vooral actief was in de culturele sector en het hoger onderwijs. Later heb ik mijn eigen bureau opgezet en ben ik voorzitter geworden van de branchevereniging van Nederlandse architecten. Als Rijksbouwmeester adviseer ik - samen met de Rijksadviseurs voor de fysieke leefomgeving Jannemarie de Jonge en Wouter Veldhuis - gevraagd en ongevraagd zowel het Rijksvastgoedbedrijf als de verschillende ministeries over de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Het gaat mij vooral om het formuleren van uitgangspunten voor ruimtelijke projecten, zodat we samen een betere leefomgeving kunnen realiseren."
"De afbouwsector is cruciaal voor het realiseren van gebouwen die niet alleen functioneel zijn, maar ook mooi en duurzaam. Helaas zie ik dat afbouw vaak het eerste is waarop wordt bezuinigd wanneer de budgetten krap worden. En dat terwijl juist deze laatste fase van een bouwproject enorm bepalend is voor de kwaliteit en uitstraling van een gebouw. Een goed afgewerkt gebouw geeft niet alleen esthetische waarde, maar draagt ook bij aan de gebruikservaring en het welzijn van de gebruikers. Bovendien zorgt een hoogwaardige afwerking voor een langere levensduur van het gebouw, doordat kwalitatief materiaalgebruik en vakmanschap zorgen voor minder slijtage en onderhoudskosten op de lange termijn. Het zou goed zijn als afbouwbedrijven eerder betrokken worden in het proces, zodat hun vakmanschap al vanaf het begin kan bijdragen aan een beter eindresultaat."
"Het tekort aan vakmensen is inderdaad een groot probleem. Dit zie ik niet alleen in de afbouw, maar in de hele bouwsector. In Nederland hebben we bijvoorbeeld nog maar een handvol vakopleidingen voor bijvoorbeeld natuursteenbewerkers, zinkwerk en schilderen het aantal studenten neemt elk jaar af. Als we deze trend niet weten te keren, dreigt er een enorme kennis- en vaardigheidsuitval, en dat is een bedreiging voor zowel de kwaliteit van onze gebouwde omgeving als voor verder stijgende bouwkosten. Ik pleit er daarom voor dat we meer investeren in vakonderwijs en de waardering voor ambachtelijk werk vergroten. In Engeland zie je bijvoorbeeld dat vaklieden zoals metselaars meer kunnen verdienen dan architecten, simpelweg omdat hun vakkennis schaars is. Dat zegt iets over de waarde van vakmanschap."
"Een van de belangrijkste stappen is het verminderen van afval en het gebruik van duurzame materialen. Prefabricage kan daarbij helpen, omdat je daarmee efficiënter en met minder verspilling kunt werken. Daarnaast moeten we nadenken over de materialen die we toepassen. Kunnen we natuurlijke materialen inzetten die minder CO2-uitstoot veroorzaken? En hoe zorgen we ervoor dat materialen na hun levensduur weer terug de keten in kunnen? Deze vraagstukken zijn belangrijk voor de toekomst van de bouw en de afbouw en daar moet de sector zich actief mee bezighouden."
"Ik zie wel beweging in de sector, maar er is nog veel werk te doen. Vooral kleinere bedrijven hebben moeite om deze transitie door te maken. Het vergt investeringen, niet alleen financieel, maar ook in kennis en kunde. Het zou helpen als er betere voorwaarden worden gecreëerd door zowel de overheid als opdrachtgevers, bijvoorbeeld door duurzaamheidseisen te stellen aan bouwprojecten. Daarnaast denk ik dat het een combinatie moet zijn van verleiden en verplichten: aan de ene kant de juiste condities scheppen, zodat bedrijven de transitie kunnen maken, maar aan de andere kant ook soms zachte dwang toepassen om iedereen mee te krijgen."
"Het behoud van cultureel erfgoed is een belangrijke taak en de afbouwsector speelt daarin een grote rol. Bij restauratieprojecten is vakmanschap essentieel om historische elementen op de juiste manier te behouden en te herstellen. De kennis van traditionele technieken, zoals specifiek stucwerk of natuursteenbewerking, is van onschatbare waarde om de oorspronkelijke kwaliteit van een gebouw te behouden. Het is belangrijk dat we deze kennis koesteren en doorgeven aan toekomstige generaties, zodat ons erfgoed niet verloren gaat."
"Er zijn veel kansen voor innovatie in de afbouwsector, vooral op het gebied van digitalisering en technologie. Denk aan het gebruik van BIM (Building Information Modeling) om nauwkeuriger te plannen en verspilling te verminderen. Daarnaast kunnen nieuwe materialen en technieken, zoals 3D-printen, bijdragen aan efficiëntere en duurzamere bouwmethoden. Innovatie hoeft niet altijd groots en complex te zijn; soms zit het juist in kleine verbeteringen die de dagelijkse werkzaamheden makkelijker en efficiënter maken. De uitdaging is om open te staan voor deze ontwikkelingen en de samenwerking met andere partijen in de bouwketen te zoeken om deze innovaties te implementeren."
"Een goede samenwerking tussen afbouwbedrijven, architecten en aannemers begint bij communicatie. Het is belangrijk dat alle partijen vanaf het begin betrokken zijn bij het ontwerp- en bouwproces. Door vroegtijdig samen te werken, kunnen afbouwbedrijven hun expertise inbrengen en helpen bij het maken van keuzes die uiteindelijk leiden tot een beter eindresultaat. Daarnaast denk ik dat vertrouwen een sleutelrol speelt: als alle partijen elkaar vertrouwen en elkaars expertise waarderen, kan er een synergie ontstaan die de kwaliteit van het project ten goede komt. Samenwerking is geen bijzaak, maar een voorwaarde voor succes."
Met zijn collega-rijksadviseurs heeft Francesco Veenstra overleg over de energiehoofdstructuur, de landbouwindustrie, mobiliteit en onder meer ook over de verdichting van wijken. Met de adviezen van de rijksbouwmeesters kunnen gemeenten hun perspectief verbreden. Ook de diverse toekomstscenario's helpen hierbij.