Bij het realiseren van kunststofvloeren in binnen situaties worden veelal (P)MMA’s gebruikt. Dit is een Vluchtige Organische Stof en conform het VOS-besluit zou er gezocht moeten worden naar vervangende producten. Er is vooralsnog een ontheffing voor het gebruik van (P)MMA’s tot 1 januari 2020.
In 2000 werd het oorspronkelijke VOS-besluit met de daaraan gekoppelde vervangingsplicht van toepassing. Dit besluit is een puur Nederlandse aangelegenheid, dat gevat kan worden onder de noemer: een Nederlandse kop bovenop Europese regelgeving. Het VOS-besluit is een strengere regelgeving dan Brussel voorschrijft, omdat men dat in Nederland belangrijk vindt. Door de definitie van Vluchtige Organische Stoffen, zoals deze gedefinieerd werden, vielen (P)MMA’s destijds al onder deze regeling. Vanuit de Arbowet en Arbobesluiten geredeneerd, betekende dit dat het gebruik van (P)MMA’s sindsdien verboden was en (P)MMA’s onder de vervangingsregeling vielen. Indien men toch op technische gronden gebruik moest maken van (P)MMA’s, kon dit alleen onder voorwaarden. Op grond van die regeling zouden vloerenbedrijven, voor elke vloer die zij wilden maken met een dergelijk product, een ontheffing moeten aanvragen bij het ministerie! Daarbij zou moeten worden aangegeven dat dit vanwege bijvoorbeeld technische redenen moest en de vervangingsplicht geen oplossing bood. De Nederlandse Arbeidsinspectie en het ministerie hadden destijds vooral aandacht had voor de verven en lakken (OPS), waardoor het (P)MMA-probleem ergens op een plank bleef liggen. In de praktijk werden er zonder aanvraag vloeren met (P)MMA’s gemaakt en had niemand een probleem.
In 2009 meldden echter ineens het ministerie én de Nederlandse Arbeidsinspectie zich, omdat er een aantal werken waren stilgelegd. Zij hadden het inmiddels stoffige dossier blijkbaar gevonden en signaleerden dat het probleem volgens hen nog niet was opgelost. Enige verbazing van onze zijde was daarbij niet vreemd. Ministerie en inspecteurs hielden echter ineens vol dat (P)MMA’s nu eenmaal onder de Nederlandse VOS-regelgeving en de vervangingsplicht vallen en zodoende mocht dit product in binnen situaties niet zomaar gebruikt worden.
Partijen gingen daarom rond de tafel zitten om te bezien hoe dit kon worden opgelost. Zowel brancheorganisatie, verwerkers als fabrikanten gaven namelijk aan dat er bij het verwerken van (P)MMA’s in de praktijk geen problemen op het gebied van VOS ontstaan. Maar ministerie en Nederlandse Arbeidsinspectie bekeken het puur theoretisch en hielden vast aan het regeltje dat in het besluit stond opgenomen: (P)MMA’s vallen onder het VOS-besluit en de vervangingsplicht. Het staat nu eenmaal op de lijst en dus mag het niet. Er was duidelijk een verschil van inzicht, maar gelukkig wilden alle partijen een pragmatische aanpak. NOA had feitelijk bezwaar aan kunnen tekenen tegen het besluit tot het verbod op het gebruik van (P)MMA’s. Omdat dit vaak langdurige procedures zijn, kon de Nederlandse Arbeidsinspectie tussentijds gewoon blijven handhaven en moesten we het hopelijke positieve resultaat voor de sector al die tijd afwachten. Bovendien zouden bedrijven daardoor regelmatig geconfronteerd worden met het stilleggen van werk, waardoor flinke schade zou worden geleden. Dit was (en is!) voor NOA niet aanvaardbaar.
Na veel overleg, onderzoek door het COT (in opdracht van de Nederlandse Arbeidsinspectie) en nog meer heen en weer gepraat, werd vervolgens de afspraak gemaakt zoals deze vandaag de dag nog steeds bestaat: met ingang van 24 september 2010 is de wetgeving verruimd, waardoor kunststofvloeren met gebruik van (P)MMA’s zonder vergunning kunnen worden vervaardigd. Bedrijven die (P)MMA’s onder bepaalde voorwaarden willen gebruiken, hoeven dus geen ingewikkelde ontheffingsprocedure te doorlopen.
Inmiddels zijn er een aantal mogelijke alternatieven op de markt gebracht. Dat bracht natuurlijk discussie op gang: “Zijn dit goede alternatieven?” Veel van deze producten zijn op epoxybasis of PU-basis gemaakt. Daar zitten ook weer allerlei negatieve gezondheidsaspecten aan. Wij stelden ons daarom standvastig op het uitgangspunt dat het ene “kwaad” niet met het andere “kwaad” moet worden uitgewisseld. Een oplossing moet een échte oplossing zijn. Ook producenten erkenden dit standpunt. Daarom kon de afspraak worden gemaakt dat fabrikanten een matrix zouden ontwikkelen met de verschillende situaties waarin (P)MMA’s worden gebruikt. Daarbij zou elke fabrikant aangeven op welke termijn zij dachten een alternatief product te kunnen bieden. Nadat deze matrix gemaakt was, werd snel duidelijk dat de industrie nog minstens vijf jaar nodig had om echt goede alternatieven te ontwikkelen. Daarbij werd al aangegeven dat deze vooralsnog zullen bestaan uit epoxy’s of PU-gerelateerde producten met de daarbij behorende mogelijke gezondheidsschade. De ontheffing op het gebruik van (P)MMA’s is door het ministerie zodoende op 1 september 2020 gesteld.