Voor een goede hechting zijn de volgende punten van belang:
- Kwaliteit van de ondergrond
- Klimatologische omstandigheden in de werkruimte
- Materiaal en opslag
- Controle/inspectie
- Voorbereiding/voorbehandeling
- Het aanbrengen van een kunstharsgebonden pleisterlaag
- Conditionering tijdens de drogingsfase
Kwaliteit van de ondergrond
Alle ondergronden dienen droog, schoon en draagkrachtig te zijn. Daarnaast dient er sprake te zijn van een licht egale zuiging (vochtopname). Tevens dienen ondergronden volgens de geldende vlakheidseisen te zijn aangebracht.
Klimatologische omstandigheden in de werkruimte
- Het gebouw dient water-, winddicht en opgeruimd te zijn;
- Tijdens het stucen/afwerken van wanden en plafonds dient de temperatuur van de lucht en van de af te werken oppervlakken minimaal + 5 °C te bedragen. Bij voorkeur geldt echter een omgevingstemperatuur die ligt tussen de + 10 en + 20 °C;
- Indien de relatieve luchtvochtigheid meer bedraagt dan 80% dienen sorptiedrogers te worden geplaatst.
- Bovenstaande eisen aan temperatuur en relatieve luchtvochtigheid dienen tijdens het drogingsproces gehandhaafd te blijven (zie hierover ook conditionering).
Materiaal en opslag
- Kalkzandsteen lijmblokken of lijmelementen, cellenbeton, gipsblokken en gipskarton- en gipsvezelplaten etc. dienen, onder verantwoordelijkheid van het verwerkend bedrijf en de (hoofd)aannemer, droog en volgens voorschriften te worden verwerkt en dus tijdens de opslag tegen weersinvloeden te worden beschermd;
- Gips, voorstrijkmiddelen en het pasteuze kunstharsgebonden pleistermateriaal dienen (binnen) droog te worden opgeslagen bij een temperatuur van minimaal + 5 °C.
Controle en inspectie
In de dagelijkse praktijk wordt er vanuit gegaan dat met het aanbrengen van een kunstharsgebonden pleistersysteem kan worden begonnen als de ondergrond winddroog is. In veel gevallen is de ondergrond dan echter nog niet droog genoeg om schadevrij te kunnen voorbehandelen en afwerken. Voordat de werkzaamheden worden opgestart dient een visuele inspectie plaats te vinden. Aansluitend dienen steekproefsgewijs - zeker op natte plekken - indicatieve vochtmetingen uitgevoerd te worden.
Voorbereiding en voorbehandeling
- Restanten (slurrie en stof) van het infrezen van leidingssleuven etc. moeten grondig worden verwijderd;
- (Gestukadoorde) ondergronden die ongebonden kalk bevatten vooraf neutraliseren;
- Ondergronden dienen goed gerepareerd te worden. Gaten en leidingssleuven volledig vlak dichtzetten met hand- of hechtgips en licht ruwschaven;
- Alleen op een volledig droge ondergrond (< 2 gew. %) mag indien dit noodzakelijk is wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een niet stabiele ondergrond - een alkalibestendige grondeerlaag worden aangebracht;
- In dit geval het voorstrijkmiddel altijd verwerken volgens de voorschriften van de fabrikant. Het is belangrijk dat de ondergrond over een zuigend vermogen blijft beschikken!
- Nicotineaanslag, roet- en roestvlekken vooraf reinigen en behandelen met een geschikte isolerende muurverf;
- Aangebrachte voorstrijklagen minimaal 24 uur laten drogen;
- Hoekbeschermers en pleisterprofielen volledig (vol en zat) inbedden in gips;
- Niet te behandelen bouwdelen (bijv: kozijnen, ramen en deuren) goed maskeren.
Het aanbrengen van een kunstharsgebonden pleistersysteem
- Breng de pasteuze kunstharsgebonden pleisterlaag bij voorkeur mechanisch aan met behulp van een airless- of wormpomp. Houd als maximale laagdikte 2 mm aan. Alvorens een tweede (finish) laag wordt aangebracht (bijvoorbeeld bij het schilderklaar maken) dient de eerste pleisterlaag volledig droog te zijn.
- Houd hierbij rekening met de eisen, zoals deze zijn gesteld in de oppervlaktebeoordelingscriteria stukadoorswerk binnen, voor wanden opgebouwd uit cellenbeton of gipsblokken en de afwerkingsniveaus van systeemwanden en plafonds.
- Bouwkundige dilataties dienen in het stukadoorswerk altijd te worden doorgevoerd.
Conditionering tijdens de drogingsfase
- Na het aanbrengen van de kunstharsgebonden pleisterlaag (lagen) dienen de gestukadoorde ruimtes goed geconditioneerd (d.m.v. verwarmen en ventileren) te worden;
- Op kunstharsgebonden pleisterlagen die langdurig nat blijven kunnen schimmelplekken ontstaan die kunnen leiden tot verkleuring of in het ergste geval tot onthechting;
- De temperatuur dient minimaal + 5 °C te bedragen. Bij voorkeur geldt echter een omgevingstemperatuur die ligt tussen de + 10 en + 20° C.